De Texelaar is in het begin van de 20ste eeuw ontstaan uit de kruising van de Texelse pielstaart met diverse Engelse rassen, zoals de Leicester, de Wensleydale en de Lincoln. De pielstaart speelde de cruciale rol bij het ontstaan van het ras. De moderne Texelaar ontleent aan dit Texelse oerschaap immers een uniek genenpakket (het meest bekende is het Myomax-gen). In combinatie met de prima eigenschappen van de ingekruiste Engelse rassen geeft dit genenpakket gestalte aan wat wereldwijd als het beste vleesschaap bekend staat. De pielstaart had het vermogen zijn voeding eerder om te zetten in vlees dan in vet en daarmee is meteen de meest geweldige eigenschap van de Texelaar benoemd: een uitstekende vleeskwaliteit met een optimale verhouding vlees/been/vet wat resulteert in een ongekend hoog slachtrendement.
Texelaar
Europees Fokprogramma
Herkomst en eigenschappen
De Texelaar: vier kleuren - een kwestie van smaak
De Texelaar is van origine een wit schaap. Begin de jaren zestig werd in een kudde een ‘blauwe’ geboren. Dit resultaat van een spontane mutatie was het begin van de ‘kleurfokkerij’ binnen dit ras. Intussen zijn bij de Texelaar vier kleurvarianten erkend: de Witte Texelaar, de Blauwe Texelaar, de Dassenkoptexelaar en de Zwarte Texelaar. De kleurvererving loopt volgens de monohybride uitsplitsing. Binnen het Texelaar stamboek is iedere kleur ondergebracht in een klasse van de hoofdsectie. Op de foto’s is iedere kleurvariant in beeld gebracht.
De Texelaar: een veelheid aan types.
Ontstond de Texelaar begin vorige eeuw in Noord-Holland, dan begon het ras al vrij snel de wereld te veroveren. Belgische, Franse, en Deense fokkers importeerden reeds in de jaren 30 hun eerste Texelaars. Het duurde tot de jaren 70 eer de (Franse) Texelaar het kanaal overstak om er in het Verenigd Koninkrijk aan een ware triomftocht te beginnen. Op vandaag is de Texelaar op alle continenten een populair slachtlamvaderdier. Een logisch randverschijnsel daarbij is dat de diverse fokkerskernen over de wereld afhankelijk van de milieuomstandigheden en de plaatselijke noden elk op hun manier doorgingen met de selectie van het ras. Dit heeft geleid tot de verschillende types die in mindere tot meerdere mate van elkaar verschillen. Het Nederlandse/ Belgische/Beltex type is extreem bevleesd en daarnaast primeren adel en evenredigheid. Het Franse type heeft het accent gelegd op een goede basisbespiering, op groeisnelheid en op goede moedereigenschappen. Het Engelse type poogt groeisnelheid, bespiering en exterieur te verzoenen. De veelheid aan types en kleuren zorgt ervoor dat iedere fokker binnen dit ras zijn uitdaging vindt.